Allochtone politiemensen zijn hard op weg
om een volwaardige plaats binnen de politie te verwerven. Hun
geschiktheid voor het vak staat niet ter discussie. Discriminatie
van allochtone agenten binnen de korpsen komt voor, maar blijft
binnen de perken. Er blijkt onder de collega's juist veel
waardering te zijn voor de specifieke kennis die allochtone agenten
meebrengen. Toch spelen vrij veel allochtone agenten met de
gedachte de politie te verlaten. Mede doordat zij het gevoel hebben
achtergesteld te worden bij promoties en toedeling van bijzondere
taken. Een verhoogde uitstroom van allochtone medewerkers
doorkruist het diversiteitsbeleid bij de politie en zou neerkomen
op kapitaalsvernietiging.

Dit zijn enkele van de belangrijkste
uitkomsten van een studie naar het functioneren van allochtone
politiemedewerkers en mogelijke obstakels daarbij, die in opdracht
van het Programma Politie en Wetenschap is uitgevoerd door Bureau
Driessen in Utrecht. In het kader van het onderzoek zijn 499
allochtone agenten, 323 autochtone agenten en 220 operationele
politiechefs geënquêteerd of geïnterviewd over
onder meer hun beleving en opvattingen ten aanzien van werk en
werkomstandigheden, collegiale omgangsvormen en gelijke kansen.

De politie wil het aandeel allochtone
politiemedewerkers vergroten in verband met de legitimiteit van de
politie en met het oog op de efficiëntie van het

politie-optreden. Uit het onderzoek komen
wat dit betreft zowel positieve als negatieve punten naar voren.
Positief is dat er inmiddels vrij veel allochtone
politiemedewerkers bij de politie werken (6.2%, circa 3000
medewerkers), die bijzonder tevreden zijn over hun werk (93%), die
er trots op zijn dat ze bij de politie werken (80%) en die het goed
kunnen vinden met hun autochtone collega's (91%).

Verder blijken de verschillen tussen
allochtone en autochtone politiemedewerkers vrij klein te zijn. Zo
hebben allochtone agenten wel vaker een geloof (76%) dan autochtone
agenten (50%) maar ze zijn niet sterker op religie gericht (10% en
12%) en de opvattingen over de rol van de vrouw of over normen en
regels verschillen nauwelijks. Ook zijn er maar weinig verschillen
te ontdekken in de mensen waarmee de agenten buiten het werk
omgaan. Het grootste verschil is dat veel allochtone agenten
optrekken met autochtone vrienden en kennissen (90%), terwijl
omgekeerd autochtone agenten vrij weinig allochtone vrienden en
kennissen hebben (21%). In het onderzoek zijn ook geen aanwijzingen
gevonden dat er op een voor de politie zo belangrijk punt als de
integriteit wel verschillen zijn.

Door hun kennis en ervaring met allochtone
culturen en omgangsvormen brengen allochtone agenten een speciale
expertise mee. De autochtone chefs en collega's zijn goed te
spreken over deze extra expertise, blijkt uit het onderzoek. Er
bestaat ruime erkenning zowel van de algemene als van de specifieke
expertise van de allochtone politiemedewerker.

Maar negatieve punten zijn er ook. Zo
voelen allochtone politiemedewerkers zich minder veilig en
vertrouwd op het werk en ook krijgen zij wel eens kwetsende
opmerkingen te horen (20%, autochtonen 5%), maar de omvang van deze
discriminatie is toch vrij beperkt.

Wel vinden allochtone politiemedewerkers
dat zij vaak gepasseerd worden bij de selectie voor extra opleiding
of promotie (28%) of voor belangrijke taken (18%). Al met al voelt
ruim 40% van hen zich in meer of mindere mate achtergesteld; dat is
twee keer zoveel als onder autochtone collega's. Vrij veel
allochtone politiemedewerkers willen dan ook de politieorganisatie
verlaten (18%, autochtonen 8%), vooral omdat ze zich achtergesteld
voelen. Hun vertrek zou een gevoelig verlies voor de politie zijn.
De politieorganisatie zou daarom alles in het werk moeten stellen
om de negatieve punten te verhelpen, stellen de onderzoekers.

Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de
reeks Politiewetenschap van het

Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap,
een zelfstandig onderdeel van het

kenniscentrum van de Politieacademie.
Politie en Wetenschap is in mei 1999 ingesteld om het
wetenschappelijk onderzoek en de kennisontwikkeling op het gebied
van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een impuls te
geven aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in
politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een meerjarig
onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma
geschiedt onder leiding van de directeur van het programmabureau,
G.C.K. Vlek.

bron:Programma Politie en Wetenschap

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular