De breed verbreide indruk dat in en nabij
natuurgebieden in Nederland allerlei economische en
infrastructurele plannen worden geblokkeerd doordat vergunningen
worden geweigerd op grond van artikel 6 van de Europese
Habitatrichtlijn, is niet in overeenstemming met de feiten. In
werkelijkheid worden gevraagde vergunningen meestal verleend, al
kost dat vaak enige tijd. Als er een conflict ontstaat waarover de
rechter zich moet uitspreken, leidt dat wel vaak tot vernietiging
van de vergunning omdat de toetsing aan artikel 6 niet correct is
uitgevoerd. Dat blijkt uit een onderzoek door het LEI in
samenwerking met de Universiteit Utrecht. Het onderzoek werd
uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV.

Op grond van artikel 6 van de
Habitatrichtlijn van de EU zijn lidstaten verplicht om plannen of
projecten in een Natura 2000-gebied te toetsen op eventuele
negatieve gevolgen. Voorwaarde voor een vergunning is dat het plan
de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten, of dat
er voldoende compenserende maatregelen worden genomen als een plan
ondanks de te verwachten negatieve effecten toch wordt uitgevoerd
met het oog op het openbaar belang. Sinds oktober 2005 is de
toetsingsverplichting in Nederland geregeld via de gewijzigde
Natuurbeschermingswet.

De onderzoekers analyseerden 49
vergunningaanvragen in een vijftal Natura 2000-gebieden uit de
periode 2000 tot voorjaar 2005. Daarnaast onderzochten ze 17
rechterlijke uitspraken uit dezelfde jaren. Geen enkele vergunning
werd geweigerd omdat het plan of project volgens het bevoegd gezag
onverenigbaar zou zijn met de natuurwaarden van het gebied. De
toetsingsprocedure leverde wel vaak vertraging op in de uitvoering
van de activiteiten. Dat kwam dan vooral doordat artikel 6 van de
Habitatrichtlijn niet of onzorgvuldig werd toegepast. Als er een
conflict ontstond over de aanvraag, waren het meestal ook
procedurefouten die tot een afwijzing door de rechter leidden. Het
feit dat artikel 6 sinds 2005 in de Natuurbeschermingswet is
verwerkt, kan de kwaliteit van de Habitattoets bevorderen. Ook de
hulpmiddelen voor toepassing van de toets die sindsdien door het
ministerie van LNV werden ontwikkeld, kunnen daaraan bijdragen.

Uit enkele casestudies blijkt dat
betrokkenen bij bestuursorganen de kwaliteit van de toetsing van
een aanvraag vaak hoger inschatten dan deze in werkelijkheid was.
De onderzoekers concluderen dat het zorgvuldig uitvoeren van de
toets en het daarbij serieus betrekken van door derden gemaakte
opmerkingen tijd, geld en moeite kan besparen.

bron:LEI

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular