28 juli 2005 Erfelijke componenten in het afweersysteem spelen een rol bij de kans op het krijgen van een Hodgkin lymfoom, dat blijkt uit onderzoek van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). De kans dat iemand met deze componenten ook daadwerkelijk deze vorm van lymfeklierkanker krijgt is echter zo klein, dat het niet zinvol is hierop te screenen. Belangwekkend is dat de bevindingen een basis vormen voor een beter begrip van de ziekte en in de toekomst wellicht ook tot nieuwe behandelingen kunnen leiden. Het onderzoek is onlangs gepubliceerd in het vooraanstaande wetenschappelijk tijdschrift The Lancet.

Een Hodgkin lymfoom, ook wel bekend als de ziekte van Hodgkin, ontstaat meestal in een lymfeklier. Vaak zijn in de tumorcellen onderdelen van het Epstein Barr-virus aanwezig. Bijna iedereen komt in aanraking met dit virus. De meeste mensen worden als kind besmet met het Epstein Barr-virus, dat in de puberteit bij een enkeling de ziekte van Pfeiffer veroorzaakt. Op twintigjarige leeftijd is 95% van de bevolking in aanraking geweest met het Epstein Barr-virus. Na de eerste infectie blijft het virus levenslang aanwezig in een cel van het afweersysteem, zonder dat de drager daar klachten van heeft. Dat komt omdat het afweersysteem de cellen die met het Epstein Barr-virus zijn geïnfecteerd, kan herkennen en uitschakelen. Deze herkenning door het afweersysteem is voornamelijk erfelijk bepaald en afhankelijk van zogenoemde Human Leucocyte Antigen (HLA)-componenten. Uit het onderzoek blijkt nu dat bij de aanwezigheid van een bepaalde HLA-component, de kans op het krijgen van een Epstein Barr-virus gerelateerd Hodgkin lymfoom groter is. Blijkbaar verminderen bepaalde HLA-componenten de herkenning van een geïnfecteerde cel dusdanig, dat deze de kans krijgt om uit te groeien tot een Hodgkin lymfoom.

Onderzoek
Aan het onderzoek hebben 220 (ex-)Hodgkinpatiënten van in totaal 350 (ex-)Hodgkin-patiënten in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel deelgenomen en 380 familieleden. De (ex-)patiënten en hun familieleden is gevraagd ieder twee buisjes bloed af te staan. Vervolgens is het deel van het DNA dat te maken heeft met de afweer geanalyseerd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen (ex)Hodgkin-patiënten bij wie het Epstein Barr-virus aanwezig was en (ex-)patiënten bij wie dit niet het geval was. Het DNA van deze twee groepen (ex-)patiënten is vergeleken met dat van hun familieleden. Verschillen in het DNA die duidelijk vaker bij de (ex-)patiënten voorkomen dan bij hun familieleden moeten een relatie hebben met het ontstaan van deze vorm van lymfeklierkanker. In vervolgonderzoek zullen de erfelijke componenten nog preciezer in kaart worden gebracht. Het onderzoek wordt gesteund door KWF Kankerbestrijding en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en is een samenwerkingsverband tussen het UMCG en het Integraal Kankercentrum Noord-Nederland (IKN).

Hoewel de onderzoeksresultaten geen praktische gevolgen hebben voor de diagnostiek of de behandeling van deze vorm van lymfeklierkanker, geven zij wel meer inzicht in het ontstaan van deze ziekte. Dat is belangrijk, want nu aangetoond is dat er een relatie is tussen de afweer tegen het Epstein Barr-virus en het ontstaan van lymfeklierkanker, wordt de weg geopend naar het ontwikkelen van nieuwe, meer gerichte behandelingen, aldus drs. Arjan Diepstra, arts-onderzoeker bij het UMCG. Hoewel de huidige behandeling van het Hodgkin lymfoom behoorlijk effectief is in het genezen van de ziekte, kunnen de bijwerkingen ervan aanzienlijk zijn.

In Nederland wordt per jaar bij circa 350 mensen de diagnose Hodgkin lymfoom vastgesteld. Bij dertig procent van de Hodgkin lymfoom-patiënten is het Epstein Barr-virus in de tumorcellen aanwezig. De ziekte komt vooral tussen de 20-35 jaar vaak voor. De kans op genezing van deze vorm van lymfeklierkanker is relatief groot: met chemotherapie, vaak in combinatie met radiotherapie, bedraagt deze ongeveer vijfentachtig procent.

bron:UMZG

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular