De Europese Commissie heeft 11 lidstaten formeel verzocht een EU-richtlijn in hun nationale wetgeving om te zetten waardoor een gemeenschappelijke basis wordt gelegd om problemen op het gebied van geluidshinder in de gehele EU aan te pakken. Die omzetting had và³à³r 18 juli 2004 moeten zijn voltooid.

De betrokken lidstaten zijn Oostenrijk, België, Tsjechië, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. Als een lidstaat aan dit verzoek geen gevolg geeft, kan de Commissie hem dagvaarden voor het Europees Hof van Justitie. De maatregelen maken deel uit van een reeks inbreukprocedures op milieugebied tegen verscheidene lidstaten, die de Commissie nu aankondigt.

Milieucommissaris Stavros Dimas: "De EU heeft zich voorgenomen het aantal mensen in Europa dat te lijden heeft van lawaai tegen 2012 aanzienlijk te verminderen. Om dit te bereiken, is het essentieel dat alle lidstaten de overeengekomen maatregelen ten uitvoer leggen. Bijna de helft heeft dit nog niet gedaan. Ik dring er bij deze lidstaten op aan dat zij hun inspanningen opvoeren."

Beoordeling en beheersing van omgevingslawaai

Richtlijn 2002/49 EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai behelst een gemeenschappelijke aanpak van het vermijden, voorkomen of verminderen van de schadelijke gevolgen van blootstelling aan omgevingslawaai. De lidstaten moeten gemeenschappelijke methoden gebruiken om lawaaipieken in kaart te brengen, het recht van het publiek op informatie en overleg te garanderen en actieplannen op lokaal niveau ten uitvoer te leggen. Deze richtlijn moet ook als basis dienen om maatregelen van de EU tegen lawaaibronnen te ontwikkelen.

Aangezien Oostenrijk, België, de Tsjechische Republiek, Finland (met betrekking tot de provincie van àƒÆ’?land), Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Portugal en het Verenigd Koninkrijk de richtlijn nog niet ten uitvoer hebben gelegd, heeft de Commissie hen een definitieve schriftelijke aanmaning gestuurd.

Gerechtelijke procedure

Standaardprocedure

Artikel 226 van het Verdrag verleent de Commissie de bevoegdheid om in rechte op te treden tegen een lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt.

Als de Commissie van oordeel is dat er sprake kan zijn van een inbreuk op EU-wetgeving die de inleiding van een inbreukprocedure rechtvaardigt, stuurt zij een eerste "schriftelijke aanmaning" aan de betrokken lidstaat met het verzoek om tegen een bepaalde datum - meestal binnen twee maanden - opmerkingen in te dienen.

In het licht van het antwoord van de betrokken lidstaat of het ontbreken daarvan, kan de Commissie besluiten een "met redenen omkleed advies" (tweede schriftelijke aanmaning) tot de lidstaat te richten. Daarin wordt duidelijk en definitief uiteengezet waarom zij van mening is dat er een inbreuk op de EU-wetgeving is geweest en wordt de lidstaat verzocht om binnen een bepaalde periode, meestal twee maanden, zijn verplichtingen na te komen.

Indien de lidstaat het met redenen omkleed advies naast zich neerlegt, kan de Commissie besluiten de zaak voor het Europees Hof van Justitie te brengen. Als het Hof van Justitie tot het besluit komt dat er sprake is van een inbreuk op het Verdrag, moet de lidstaat die de overtreding heeft begaan alle nodige maatregelen treffen om aan zijn verplichtingen te voldoen.De in deze persmededeling vermelde inbreukprocedures worden gevoerd op grond van artikel 226, tenzij anders is vermeld.

Vervolgprocedure

Artikel 228 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid om op te treden tegen een lidstaat die geen gevolg heeft gegeven aan een eerder arrest van het Europees Hof van Justitie, opnieuw door middel van een eerste schriftelijke aanmaning en daarna een tweede en definitieve schriftelijke aanmaning ("met redenen omkleed advies"). Dit artikel voorziet vervolgens in de mogelijkheid voor de Commissie, het Hof te verzoeken de lidstaat een dwangsom op te leggen.

bron:EU

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular