De Grondwet voor Europa vergroot de mogelijkheden om discriminatie aan te pakken. Dat is de conclusie van vijf kenniscentra op het terrein van non-discriminatie.

Deze instellingen zijn actief op het terrein van handicap, sekse, leeftijd, seksuele voorkeur en ras en werken op Europees gebied samen in het Platform Artikel 13. In verband met het Nederlandse referendum over de EU-Grondwet op 1 juni 2005 onderzochten zij welke veranderingen de voorgestelde Grondwet met zich meebrengt.

Een belangrijke verandering is dat de grondrechten, waaronder het recht om niet gediscrimineerd te worden, een sterke status in de Grondwet krijgen. Zowel de instellingen van de EU als de lidstaten, die de EU-regels uitvoeren, moeten zich aan die fundamentele rechten houden. Schendingen ervan kunnen aan de rechter worden voorgelegd.

Daarnaast krijgt het Europees Parlement meer zeggenschap over maatregelen die de Unie voorstelt om discriminatie tegen te gaan. De democratische invloed wordt daardoor sterker.

Een andere wijziging is de aandacht voor non-discriminatie die de Grondwet op alle beleidsterreinen van de Unie vraagt. Deze zogenoemde mainstreaming houdt in dat de EU ook op terreinen als de landbouw en het buitenlands beleid, moet nagaan of maatregelen zij neemt, geen discriminatie of uitsluiting van vrouwen of minderheden tot gevolg hebben.

Van principieel belang is tenslotte de expliciete aandacht voor non-discriminatie als essentiële waarde voor de EU. In de bestaande verdragen is nergens uitgesproken welke waarden de EU vertegenwoordigt. In de Grondwet staat een opsomming van de waarden die kenmerkend zijn voor de EU. Daartoe wordt non-discriminatie gerekend.

De kenniscentra zijn wel van mening dat de bepalingen die in de Grondwet zijn opgenomen, geen papieren tijgers mogen blijven. Burgers en de lidstaten moeten de Grondwet gebruiken om een daadwerkelijke aanpak van discriminatie tot stand te brengen.

bron:LBR

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular