Het Openbaar Ministerie in Den Haag heeft het onderzoek naar de dood van de heer Milosevic afgesloten. De officier van justitie concludeert dat de heer Milosevic een natuurlijke dood is gestorven en er geen enkele aanwijzing is dat de dood het gevolg is van een misdrijf.

De heer Milosevic werd op zaterdag 11 maart 2006 in de ochtend rond 10 uur bewegingloos aangetroffen in zijn bed in zijn cel. Eerder was er om 9.00 uur door de bewaarders aangeklopt. Zij namen toen aan dat hij niet op het weksignaal reageerde omdat hij sliep en hebben pas om 10 uur zijn cel betreden. Om 10.30 uur heeft een arts van de Penitentiaire Inrichting van de Verenigde Naties de dood vastgesteld, waarna op verzoek van het Tribunaal de schouwarts is ingeschakeld. Omdat de doodsoorzaak niet direct duidelijk was heeft de schouwarts geen verklaring van een natuurlijke dood afgegeven. Het tijdstip van overlijden is, blijkens het rapport van de schouwarts, vermoedelijk 11 maart rond 7.45 uur, doch in ieder geval tussen 7 en 9 uur geweest.
Het lichaam is door de officier van justitie in beslag genomen ten behoeve van het verrichten van een gerechtelijke sectie en overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Op verzoek van het Tribunaal is een halve dag gewacht zodat twee Servische pathologen bij de sectie op 12 maart aanwezig konden zijn. Het NFI heeft een Belgische patholoog als waarnemer bij de sectie uitgenodigd. Van de zijde van de familie Milosevic is op zondag 12 maart een verzoek gekomen om een Russische arts bij de sectie aanwezig te laten zijn. Gelet op het tijdsverloop na het overlijden bleek dit echter niet meer mogelijk.
Russische pathologen zijn wel op een later tijdstip (dinsdag 14 maart) in de gelegenheid gesteld de foto’s van de sectie te bekijken en het voorlopige sectierapport te bestuderen. Noch van de zijde van de Russische of Servische pathologen noch van de familie is commentaar gekomen op de uitkomst van de sectie. Tijdens de sectie zijn extra monsters genomen ten behoeve van een eventueel tegenonderzoek.

Conform de eerder gemelde voorlopige bevindingen, heeft het NFI nu definitief geconcludeerd dat de doodsoorzaak een hartinfarct was. Bij de sectie werden ernstige hartafwijkingen geconstateerd die tot een hartinfarct hebben geleid. Er bleken geen tekenen van uitwendig geweld.
Uit informatie van het Tribunaal bleek dat in december 2005 in de cel van de heer Milosevic niet voorgeschreven medicijnen zijn aangetroffen
Ook uit diverse bloedonderzoeken (laatstelijk in januari 2006) was het gebruik van niet voorgeschreven medicijnen, waaronder het middel Rifampicine, gebleken. Daarnaast is door diens advocaat aan de politie meegedeeld dat de heer Milosevic vermoedde dat hij werd vergiftigd. Daarom is er door de officier van justitie een toxicologisch onderzoek gelast en is er een doorzoeking van de cel van de heer Milosevic gevorderd. Zondagavond 12 maart is onder toezicht van de rechter-commissaris de cel van de heer Milosevic doorzocht. Hier zijn geen andere dan de voorgeschreven medicijnen gevonden en werd ook geen andere contrabande aangetroffen.

Het toxicologisch onderzoek naar de doodsoorzaak is nu afgerond. Er zijn geen aanwijzingen voor een vergiftiging gevonden, en ook geen toxicologische factoren die een hartinfarct hebben kunnen uitlokken. Een aantal van de aan de heer Milosevic voorgeschreven medicijnen is in het lichaamsmateriaal aangetroffen, echter niet in toxische concentraties. Er zijn geen sporen van medicijnen aangetroffen die niet waren voorgeschreven. Het NFI heeft voorts vastgesteld dat het onwaarschijnlijk is enkele dagen voorafgaand aan het overlijden rifampicine is ingenomen of toegediend.
Om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen heeft het Nederlands Forensisch Instituut het toxicologisch onderzoek laten overdoen door het onafhankelijk Duitse Institut für Gerichtsmedizin uit Bonn. Dit instituut is tot dezelfde conclusies is gekomen als het NFI. Het steekproefsgewijs schaduwen van onderzoek is een gebruikelijk onderdeel van het kwaliteitssysteem van het NFI.
Maandag 13 maart is het lichaam vrijgegeven en dinsdag 14 maart is het opgehaald door de familie. De bevoegdheid voor het optreden van het Nederlandse Openbaar Ministerie in deze zaak is gelegen in artikel V en VI van de overeenkomst tussen de Verenigde Naties (VN) en Nederland over het de zetel van het Joegoslavië tribunaal in Den Haag uit 1994 (Headquarters Agreement’). De hoofdregel is dat de wetgeving van het gastland (Nederland) van toepassing blijft op het terrein van het tribunaal. Hiermee verbonden zijn de Rules of Detention van het tribunaal die gelden vanaf 1 augustus 1994. Artikel 33 van deze Rules of Detention bepaalt dat in geval van het overlijden van een gedetineerde een officieel onderzoek zal plaatsvinden, in overeenstemming met de eisen die de Nederlandse wet aan een dergelijk onderzoek stelt.
bron:OM

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular