De Volkskrant signaleerde enige tijd geleden grote prijsverschillen voor IVF behandelingen tussen ziekenhuizen in Nederland. Dit kwam aan het licht omdat de consument de eerste behandeling nu zelf moet betalen. Eventuele volgende behandelingen worden wel vergoed.

Een IVF behandeling kost volgens het CTG basistarief 1400 euro. Maar de uiteindelijke prijs die de consument betaalt verschilt per instelling van 1400 tot 2300 euro. Wat is hier aan de hand? Is dit het gevolg van marktwerking? Krijgt de consument meer service in de ene instelling dan in de andere? Zijn de succeskansen hoger? Niets van dit alles. Het prijsverschil wordt veroorzaakt door "het feit dat de DBC tarieven (`prijzen') nog niet op werkelijke kosten gebaseerd zijn". Het VU medisch centrum geeft in het artikel aan dat het een hoger tarief moet rekenen.

Wat is er aan de hand?

Het feit dat een aantal instellingen de IVF behandelingen niet tegen een concurrerende prijs kan leveren kan normaal gesproken twee oorzaken hebben. De instellingen werken minder efficiënt of hun vaste kosten zijn hoger. De echte oorzaak van het prijsverschil blijkt hier echter een geheel andere. Er is sprake is van een overgangssituatie tussen de vroegere budgetfinanciering en de nieuwe situatie met reële kostprijzen. De huidige prijzen zijn nog niet reëel omdat er nog openstaande rekeningen tussen de zorgverzekeraar en de instelling in verrekend worden. Terecht zegt de manager van het VU medisch centrum dus dat hij een hoger tarief moet rekenen. Doet hij dat niet, dan pleegt hij zelfs een economisch delict.

Wat vindt de RVZ daarvan?

Het beantwoorden van die vraag blijkt aanzienlijk ingewikkelder dan het op het eerste gezicht lijkt. Dat komt vooral omdat de eerste IVF behandeling en de eventuele volgende behandelingen onder verschillende regimes vallen en de beoordeling dus anders is.

Om te beginnen de eerste behandeling. Deze wordt door de cliënt zelf betaald en er is dus sprake van een gewone marktsituatie; instellingen moeten hier kunnen concurreren en cliënten moeten kunnen kiezen. Prijzen zouden bepaald moeten worden door de waarde die de dienst voor de cliënt heeft. Ondanks het feit dat er sprake is van een overgangssituatie is het dan ook niet acceptabel dat de individuele cliënt hier betaalt voor achterstallige rekeningen uit de oude budgetsituatie. Wat zorgverzekeraars en aanbieders nog te verrekenen hebben horen zij onderling te regelen. Die kosten moeten door alle verzekerden via de premie gedragen worden en dienen niet op het conto van de individuele cliënt geschreven te worden. Het is overigens wel vreemd dat de minister zegt dat hij onderzoek naar deze prijsverschillen zal doen. Hij hoort dat aan de markt over te laten.

Een tweede constatering bij de eerste behandeling is dat hoewel er dus sprake is van werking van de markt de instellingen geen mogelijkheid hebben om hun cliënten te behouden, zij zijn aan handen en voeten, zelfs wettelijk gebonden, aan het tarief. Weliswaar is het de bedoeling dat deze situatie in 2006 verandert, maar zelfs als dat al zo is, gaat er nog steeds een half jaar productie voor de instelling verloren.

Voor wat betreft de volgende behandelingen signaleert de RVZ een ander, meer algemeen geldend probleem. De tweede en volgende IVF behandelingen vallen niet onder de marktwerking. Het CTG ZAio zal voor dergelijke verrichtingen, ook in de toekomst, de tarieven blijven bepalen. Als het CTG ZAio doorgaat met het uitkeren van hogere tarieven aan instellingen met dure gebouwen en apparatuur zal de overcapaciteit in de sector blijven bestaan. Een aanzienlijk deel van de efficiëntiewinst die van output financiering wordt verwacht zal dan niet gerealiseerd worden. Instellingen zullen in dat geval immers nooit besluiten dat zij te duur zijn om bepaalde producten aan te bieden. Door goede prijsstelling zullen aanbieders met een dure infrastructuur zich gaan richten op de productie van complexere behandelingen die meer opbrengen. In zijn advies Marktconcentraties wees de RVZ er al op dat het kwalitatief beter en doelmatiger is om complexe zorg te concentreren en laagcomplexe zorg te deconcentreren. Op die manier leidt het juiste tarief er toe dat de juiste zorg op de juiste plaats aangeboden wordt. De overbodige capaciteit zal echter nooit worden afgestoten zolang de overheid er voor blijft betalen.

bron:RVZ

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular