Minister Hirsch Ballin van Justitie
scherpt de regels voor de afgifte van Verklaringen Omtrent het
Gedrag (VOG) aan voor personen die met minderjarigen willen werken.
Dat schreef hij dinsdag in antwoord op vragen van de Tweede
Kamer.

De minister heeft het Centraal Orgaan
Verklaringen Omtrent het Gedrag (COVOG) van het ministerie van
Justitie opdracht gegeven in het vervolg geen VOG meer af te geven
aan personen die met minderjarigen willen werken indien:

- Zij in de 20 jaar voorafgaande aan de
aanvraag zijn veroordeeld tot een (on)

voorwaardelijke gevangenisstraf /
taakstraf vanwege zedendelicten.

- Zij twee of meer malen zijn veroordeeld
tot een (on) voorwaardelijke gevangenisstraf / taakstraf vanwege
zedendelicten.

- Zij in de 10 jaar voorafgaande aan de
aanvraag één maal in de justitiële documentatie
voorkomen met een voorwaardelijk sepot danwel veroordeeld zijn voor
een andere straf dan een gevangenisstraf / taakstraf vanwege
zedendelicten.

Bij alle aanscherpingen geldt dat een
eventueel positief reclasseringsrapport niet van invloed zal zijn
op de beslissing over de aanvraag. De minister schrijft in zijn
brief aan de Tweede Kamer wel dat wanneer het onthouden van de VOG
evident disproportioneel is, van deze aanscherpingen kan worden
afgeweken.

Onderzoek

De minister heeft alle 106.857 aanvragen
voor een VOG in het onderwijs laten onderzoeken, die sinds 1 april
2004 bij het COVOG zijn ingediend. Uit dit onderzoek blijkt dat van
deze 106.857 aanvragen in 122 gevallen een zedendelict een rol
heeft gespeeld bij de beoordeling. In 24 van de 122 aanvragen is de
VOG geweigerd of is de aanvraag nog in behandeling. In 98 gevallen
is er een VOG afgegeven, grotendeels (in 78 gevallen) omdat de
(straf-)zaak niet heeft geleid tot een veroordeling. Van de
overgebleven 20 aanvragen is de aanvrager in 18 gevallen
veroordeeld voor een zedendelict, waarvan twee keer tot een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In één geval is
een VOG afgegeven aan een persoon waartegen nog een strafzaak
openstaat en in één geval is de strafzaak door het OM
afgedaan met een transactie.

Op basis van dit onderzoek concludeert de
minister dat het COVOG sinds haar oprichting heeft gehandeld
conform de regels die in samenspraak met het parlement zijn
opgesteld. Uitgezonderd één verstrekte VOG, die nader
wordt onderzocht. Wel vindt de minister dat vanwege de veranderende
maatschappelijke opvattingen op dit terrein een aanscherping van de
beleidsregels gewenst is.

De minister merkt in zijn brief op dat in
Nederland alleen de strafrechter bevoegd is iemand te verbieden
zijn beroep uit te oefenen voor een bepaalde periode. Voor die
periode geldt dat deze maximaal vijf jaar langer mag duren dan de
gevangenisstraf die de rechter oplegt. Dit sluit echter niet uit
dat organisaties op basis van eigen reglementen mogelijkheden
hebben een persoon te schorsen of te royeren. Gezien deze
aanscherpingen van de VOG-beleidsregels ziet de minister geen
aanleiding om aanvullende wettelijke maatregelen te nemen op het
gebied van het beroepsverbod.

VOG

De VOG is een verklaring waaruit blijkt
dat het gedrag van een persoon geen bezwaar oplevert voor zijn
nieuwe baan. Een VOG is verplicht voor bijvoorbeeld onderwijzers en
taxichauffeurs. Ook bij personen die gaan werken met vertrouwelijke
gegevens of geld kan de nieuwe werkgever om een VOG vragen. De VOG
wordt afgegeven als uit het VOG-onderzoek blijkt dat de aanvrager
geen strafbare feiten op zijn naam heeft staan. Heeft de aanvrager
wel een strafblad, dan wordt beoordeeld of zijn strafbare gedrag
uit het verleden relevant is ten opzichte van het doel waarvoor de
VOG is aangevraagd. Dronken rijden is bijvoorbeeld voor een
onderwijzer niet meteen relevant, maar voor een taxichauffeur
wel.

bron:MinJus

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular