De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, heeft op 28 november 2005 uitspraak gedaan in het beroep van een vreemdeling tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. De vreemdeling is vanaf 1997 in Nederland. Hij is toen als vluchteling erkend. Hij is wegens verdenking van (voorbereiding van) terroristische activiteiten in strafrechtelijke voorlopige hechtenis genomen. De strafrechtelijke detentie is in mei 2003 opgeheven en op 5 juni 2003 is hij vrijgesproken. De Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie (verweerder) heeft op 20 januari 2005 voornoemde verblijfsvergunning ingetrokken. Hiertegen is de vreemdeling in beroep gegaan.

Op 28 november 2005 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard, omdat de vreemdeling bij zijn toelating in 1997 onjuiste informatie heeft verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de minister daarom de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning heeft kunnen intrekken.

De minister mocht in het besluit echter niet uitgaan van de juistheid van informatie die de AIVD had aangeleverd. Verder oordeelde de rechtbank dat verweerder in het beroep van de vreemdeling op artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden geen grond hoefde te zien om intrekking van de vergunning achterwege te laten.

bron: Rechtbank Haarlem

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular