In november 2006 heeft het Openbaar
Ministerie in Zutphen de Rijksrecherche opdracht gegeven een
oriënterend strafrechtelijk onderzoek te starten naar het
uitvoeren van geuridentificatieproeven door de gezamenlijke
oefengroep hondengeleiders van de korpsen in Noord en Oost
Nederland in de periode september 1997 – maart 2006.

Uit eerder oriënterend onderzoek is
gebleken dat die proeven regelmatig niet volgens het protocol zijn
uitgevoerd. In het bijzonder is daarbij nagelaten om de proef blind
uit te voeren. Met ‘blind’ wordt in dit geval bedoeld
dat de hondengeleider niet op de hoogte is van de sorteervolgorde
van de geurbuisjes, waardoor wordt verhinderd dat hij onbewust
signalen kan afgeven aan de hond.

Op basis van dit oriënterend
onderzoek is het College van procureurs-generaal van oordeel dat
het resultaat van deze proeven in lopende strafzaken niet meer kan
worden gebruikt voor het bewijs. Daar waar deze resultaten zijn
gebruikt in afgesloten strafzaken, wordt zowel de veroordeelde als
de advocaat per brief geïnformeerd. In de brief wordt tevens
gewezen op de mogelijkheid een herziening van de zaak bij de Hoge
Raad aan te vragen.

Inmiddels is na inventarisatie komen vast
te staan dat in de genoemde periode door de oefengroep Noord en
Oost Nederland 2.685 geurproeven zijn uitgevoerd die tot
geurherkenning hebben geleid. Dat aantal omvat ook de zaken die
later geseponeerd zijn en de zaken die in vrijspraak zijn
geëindigd. Tevens omvat dit aantal ruim 200 recente strafzaken
die al zijn geïnventariseerd en waarin zonodig al brieven zijn
verzonden. Deze maand zal de inventarisatie op de betreffende
parketten worden voortgezet om vast te stellen welke zaken hebben
geleid tot een veroordeling. Het genoemde aantal zal dus gedurende
de inventarisatie die op alle parketten zal worden gehouden kleiner
worden. De inventarisatie van de zaken en het versturen van de
brieven zal naar verwachting twee maanden in beslag nemen.

bron:OM

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular