Gemeenten zoeken bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand te gemakkelijk hun toevlucht in tewerkstellingstelling van bijstandsgerechtigden in plaats van sterk in te zetten op scholing. Zolang 70 procent vindt dat opleidingen zo kort mogelijk moeten duren, komt het duurzaam aan de slag helpen van bijstandsgerechtigden onvoldoende van de grond. Debet hieraan is de voortdurende onzekerheid bij gemeenten over de budgetten die zij van het Rijk krijgen voor het minima- en arbeidsmarktbeleid.

Dat concludeert de vakcentrale FNV in haar Lokale Monitor Werk en Inkomen waarin het inkomens- en werkgelegenheidsbeleid van 200 gemeenten is getoetst. Van deze gemeenten ( 9,3 miljoen inwoners) scoren Meppel, Dordrecht en Krimpen aan den IJssel het beste.
In de Wet Werk en Bijstand (2004) zijn gemeenten volledig financieel verantwoordelijk voor het bijstands- en re-integratiebudget. Verder zijn zij belast met de ondersteuning van de groeiende groep ouderen die een onvolledige AOW hebben opgebouwd. De helft van de gemeenten zegt onvoldoende uit de voeten te kunnen met de toebedeelde budgetten. Zij vullen dan de tekorten aan uit de algemene middelen of vallen terug op een 'ontmoedigingsbeleid'. Met de WWB is het aantal bezwaarprocedures met eenderde toegenomen. Klagers krijgen ook vaker gelijk.
De financiële onzekerheid leidt ertoe dat gemeenten onvoldoende investeren in
opleidingstrajecten die een kwalificatie opleveren. Volgens FNV's vice-voorzitter Ton Heerts is het hoog tijd dat de gemeenten naast de budgetten voor inkomen en werk ook een apart geoormerkt scholingsbudget krijgen: 'Gemeenten hebben zo ook voor de langere termijn zekerheid over de opleidingen die ze kunnen aanbieden en ontwikkelen. Het kan nu eenmaal niet op een koopje'.
Tegelijkertijd is de FNV bezorgd over de 'wildgroei' aan zogeheten Work First-projecten waarin bijstandsgerechtigden te werk worden gesteld. Vooral projecten die zich beperken tot het opruimen van zwerfafval of het maken van gordijnhaakjes lijken meer gericht op de afschrikkende werking dan op serieuze re-integratie. Een op de vijf uitgestroomde bijstandsgerechtigden is binnen een jaar weer werkloos. Al tekent Heerts daarbij aan dat er pas sprake is van duurzame re-integratie als iemand twee jaar lang zonder voorziening aan de slag kan blijven.
Al met al heeft 93 procent van de gemeenten trajecten waarbij bijstandsgerechtigden werken met behulp van uitkering. Sociale partners en gemeenten spraken eerder af dat een leerwerktraject met behulp van uitkering maximaal 6 maanden duurt, waarna bij succesvolle afronding een contract tegen CAO-loon volgt. Desondanks hanteert een vijfde van de gemeenten een langere termijn voor tewerkstelling zonder salaris, met uitschieters tot 32 maanden. Lichtpunt is dat inmiddels een kwart van de gemeenten bij het verstrekken van
opdrachten aan bedrijven afspraken maakt over banen voor specifieke groepen
werkzoekenden.
De lange wachttijd tussen aanvraag en besluit over bijstand blijft een probleem. Die bedraagt gemiddeld ruim een maand, maar in 10 procent van de gevallen duurt die zelfs langer dan het wettelijk maximum van 8 weken waardoor de schuldenproblematiek groeit. De FNV pleit verder voor duidelijker richtlijnen rond onaangekondigde huiscontroles. Een minderheid van de gemeenten heeft hiervoor speciale richtlijnen waarbij opvalt dat mensen die werkzaam waren in de bouw of horeca een bovengemiddelde kans lopen op controle.
bron:FNV

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular