De herziene procedure van het gerechtelijk vooronderzoek die op 1
februari 2000 in werking trad, functioneert naar wens. Zo zijn
officieren van justitie en rechters-commissarissen goed op de hoogte
van de nieuwe regeling omtrent het doorzoeken van plaatsen en het
inbeslagnemen van voorwerpen en sluit deze aan bij de werkwijze en
bevoegdheidsverdeling die de praktijk als zinvol en werkbaar ervaart.

Dit staat in een onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek -en
Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie dat vandaag
is verschenen.

Volgens de onderzoekers is een enkel punt voor verbetering vatbaar
zoals in geval van een inkomend verzoek om rechtshulp waar de rol van
de officier van justitie en de rechter-commissarissen niet altijd
helder is.

De herziening van de regeling doorzoeken van plaatsen is bedoeld om
voorwerpen in beslag te nemen of personen aan te houden. Woningen en
kantoren van geheimhouders mogen zonder toestemming van betrokkenen
door de rechter-commissaris worden doorzocht om voorwerpen in beslag te
nemen.
Andere plaatsen mogen worden doorzocht door de officier van justitie,
vervoermiddelen door elke opsporingsambtenaar. Voor het doorzoeken van
plaatsen om personen aan te houden is iedere opsporingsambtenaar
bevoegd, in sommige gevallen met voorafgaande machtiging van de
officier van justitie.

De mini-instructie is een nieuw element in de strafvordering dat met de
wet herziening gerechtelijk vooronderzoek in het leven is geroepen. Het
is de mogelijkheid van de verdediging om, vanuit de verdediging,
onderzoekshandelingen door te zetten als een correctiemogelijkheid op
de richting, die het OM met het onderzoek in wil slaan. Hoewel de
mini-instructie is ontwikkeld als tegenhanger van het werk van politie
en OM, laat de praktijk zien dat het ook voorkomt dat de
onderzoekshandelingen wenselijk zijn voor het werk van politie en het
OM. Met name is dit het geval bij het horen van getuigen. Verder blijkt
dat, anders dan beoogd, de mini-instructie pas later in het
voorbereidend onderzoek een rol speelt.
Gelet op deze bevindingen concluderen de onderzoekers dat het OM, als
leider van het onderzoek, altijd vooraf op de hoogte moet zijn van de
start van een mini-instructie en ook zelf een mini-instructie zou
moeten kunnen entameren.

De uit de evaluatie voortvloeiende aanbevelingen tot technische
verbeteringen zullen aan de orde komen bij het wetsvoorstel
herstructurering vooronderzoek, dat in 2005 zal worden voorbereid. Dit
wetsvoorstel is aangekondigd in het kader van de herziening van het
Wetboek van Strafvordering.

Bron: Ministerie van Justitie

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular