De voorzieningenrechter van de rechtbank
’s-Gravenhage heeft dinsdag uitspraak gedaan in het kort
geding dat de Rotterdamse Taxi Centrale RTC en een Rotterdams
taxibedrijf hadden aangespannen tegen de Staat over de invoering
van de nieuwe tariefstructuur voor straattaxivervoer.

De nieuwe tariefstructuur betekent een
wijziging in de opbouw van het tarief voor straattaxivervoer.
Voorheen was het tarief opgebouwd uit drie componenten: een
starttarief, een kilometertarief en een wachttarief. In de nieuwe
tariefstructuur is het wachttarief vervallen. De regeling met de
nieuwe tariefstructuur is in werking getreden op 1 januari 2007 en
bevat een overgangstermijn van zes maanden.

RTC had geëist dat de rechter de
Staat zou verbieden de regeling met de nieuwe tariefstructuur toe
te passen tot drie maanden nadat de rechtbank uitspraak zal hebben
gedaan in een bodemprocedure over deze regeling. Deze
bodemprocedure is in januari bij de rechtbank aanhangig gemaakt
door de branchevereniging KNV Taxi. RTC had aangevoerd dat de
nieuwe regeling onrechtmatig is omdat zij in strijd is met de Wet
personenvervoer 2000 en dat de regeling strijdig is met algemene
beginselen van behoorlijk bestuur en met diverse
verdragsregels.

De rechter heeft de vordering van RTC
afgewezen. Naar zijn oordeel is de regeling niet in strijd met de
Wet personenvervoer 2000. De wet dwingt allerminst tot de
uitwerking die in de Regeling is gekozen – een andere
afweging tussen de belangen van de taxiondernemers en die van de
consumenten, ter bevordering van een vrije en transparante markt,
was ook mogelijk geweest –, maar de Minister is niet
(evident) buiten de haar gegeven beleidsruimte getreden.

De stelling van RTC dat de regeling
strijdig is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer
in het bijzonder het evenredigheids- en het
zorgvuldigheidsbeginsel, slaagt niet volgens de rechter. Het
vervallen van de mogelijkheid van een wachttarief roept in deze
opzichten wel vragen op, maar binnen het beperkte kader van dit
kort geding kan niet met de hier vereiste mate van aannemelijkheid
worden geconcludeerd dat er sprake is van onevenredigheid of
onzorgvuldigheid ten opzichte van de taxibranche in het algemeen of
van de taxiondernemers in verstedelijkte gebieden, zoals eisers. In
het bijzonder is nog onvoldoende duidelijk welke gevolgen het
wegvallen van het wachttarief heeft.

Ook het beroep van eisers op artikel 1 van
het Eerste protocol bij het EVRM faalt. Aangenomen dat hier sprake
is van regulering van eigendom in de zin van dit artikel, kan
volgens de rechter niet gezegd worden dat in kennelijk onvoldoende
mate een fair balance is gevonden tussen enerzijds de algemene
belangen van inzichtelijkheid en eenvoud van het tariefsysteem en
van bevordering van de concurrentie tussen de betrokken
ondernemingen en anderzijds de belangen van de ondernemers of
bepaalde groepen van hen.

Bron: Rechtbank 's-Gravenhage

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular