Werkgevers, werknemers en gemeenten zijn het in de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) eens geworden over een aanpak van de problematiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt. In een advies aan staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid pleit de RWI voor het invoeren van participatiebanen. Deze banen zijn bedoeld voor mensen die zeer weinig perspectief op regulier werk hebben. De gemeenten mogen hierbij de bijstandsuitkering inzetten als loon. 

Verder wil de RWI met onder andere loonkostensubsidies meer leerwerkplekken creëren, in het bijzonder bestemd voor jonge werklozen. Op een leerwerkplek doet een werkloze in combinatie met scholing werkervaring op, waarbij hij serieus zicht heeft op een reguliere baan. Ten slotte pleit de RWI voor een landelijke no-riskregeling. Hiermee kunnen werkgevers het ziektekostenrisico afdekken wanneer zij jonge werklozen zonder startkwalificatie aannemen.  
De RWI heeft vandaag de voorstellen over de onderkant van de arbeidsmarkt aan staatssecretaris Van Hoof aangeboden. De voorstellen van de RWI zijn een reactie op adviesaanvragen van het kabinet, mede op initiatief van de Tweede Kamer.   
 
Gemeenten beschikken over een breed scala aan arbeidsmarktinstrumenten, de zogeheten reïntegratieladder. Op verzoek van staatssecretaris Van Hoof heeft de RWI een inventarisatie gemaakt van deze instrumenten. De Raad heeft daarbij vooral gekeken welke belemmeringen er bij de inzet van deze instrumenten kunnen optreden. Mede op basis van deze inventarisatie komt de RWI op hoofdlijnen tot drie voorstellen. 
 
1. Leerwerkplekken  
De RWI wil voor bijstandsgerechtigden die werkervaring en scholing tekort komen aanzienlijk meer leerwerkbanen creëren. In een leerwerkbaan kan een werkzoekende gedurende drie maanden tot maximaal een half jaar bij een werkgever met behoud van uitkering werk en opleiding combineren. Indien dit succesvol verloopt, krijgt het leerwerktraject een vervolg in een regulier arbeidscontract voor de duur van minimaal anderhalf jaar. In deze periode ontvangt de deelnemer een CAO-loon. De gemeente ondersteunt de werkgevers en de deelnemers in deze fase met loonkostensubsidies, werving & selectie-activiteiten, begeleiding en scholingsaanbod. Werkgevers krijgen hierbij de beschikking over à©à©n aanspreekpunt. Voor deze loonkostensubsidie is het noodzakelijk dat de WWB wordt aangepast.  
De RWI verwacht dat door bovenstaande maatregelen het voor werkgevers veel aantrekkelijker wordt om meer leerwerkplekken te creëren. Hierdoor is het mogelijk maken van formeel werken onder het minimumloon, zoals de coalitiepartijen hebben voorgesteld, niet meer nodig. 
 
2. Participatiebanen 
De RWI stelt verder voor om binnen de Wet Werk en Bijstand (WWB) zogeheten participatiebanen in het leven te roepen. Deze banen zijn bedoeld als een tijdelijk of semi-permanent alternatief voor mensen in de onderste regionen van de arbeidsmarkt. Het gaat dan om mensen waarvan zelfs met behulp van een loonkostensubsidie of leerwerktrajecten niet valt te verwachten dat zij een plaats op de reguliere arbeidsmarkt kunnen verwerven. Zij moeten dan ook voldoen aan strikte selectiecriteria. 
Om de participatiebanen te kunnen realiseren, moeten enkele belemmeringen in de bekostigingssystematiek van de WWB worden weggenomen. Kern is dat de bijstandsuitkering kan worden ingezet als subsidie voor de loonkosten van een overheidswerkgever. Door deelname aan een participatiebaan blijft de bijstandsgerechtigde deelnemen aan de samenleving; een maatschappelijk isolement wordt zo voorkomen. De uitkering wordt ingezet als loon: er is sprake van een formele arbeidsrelatie. Het inkomen bedraagt voor de gewerkte tijd het minimumloon, zo mogelijk aangevuld met een gemeentelijke stimuleringspremie. Het inkomen is daarmee in ieder geval hoger dan de bijstandsuitkering.  
In de WWB dragen gemeenten de volledige financiële verantwoordelijkheid voor reïntegratie en bijstand. Zij hebben een groot belang om uitstroom vanuit de bijstand naar regulier werk te realiseren, ook van mensen die een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Door de financiële prikkel verschillen de voorgestelde participatiebanen van de vroegere Melkertbanen. Omdat ze onder de werking van de WWB vallen, is er voor de participatiebanen ook geen extra budget nodig.  
 
3. No-riskregeling 
Als extra stimulans voor werkgevers om jonge werklozen aan te nemen op een leerwerkplek, stelt de RWI een no-riskregeling voor. Deze houdt in dat werkgevers voor leerwerkplekkers die zich ziek melden, gedurende de verzuimperiode geen loon hoeven door te betalen. De RWI wil een landelijke regeling, waarop alle werkgevers een beroep kunnen doen. De uitvoering en kosten ervan moeten aan de Ziektewet worden gekoppeld.  
 
 
Voor een succesvolle uitvoering van bovenstaande maatregelen is goede samenwerking en afstemming tussen gemeenten en werkgevers nodig. De RWI, het overlegorgaan waarin beide partijen vertegenwoordigd zijn, stelt daartoe een praktische handreiking op. Als vervolg op de advisering over de onderkant van de arbeidsmarkt, bereidt de RWI ook voorstellen over vraaggerichte reïntegratie (waarbij bestaande vacatures het uitgangspunt zijn) voor.  
 
De Raad voor Werk en Inkomen is het overlegorgaan van werkgevers, werknemers en gemeenten. De RWI doet voorstellen aan de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het brede terrein van werk en inkomen. Doel van deze voorstellen is een goed functionerende arbeidsmarkt te bevorderen. Het vergroten van de transparantie van en het verbeteren van de kwaliteit op de reïntegratiemarkt behoort eveneens tot de kerntaken van de RWI.  
 
bron:RWI

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular