Maandag 30 mei jl. heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) het oordeel uitgesproken dat een Amsterdamse onderwijsinstelling te weinig heeft gedaan om haar studenten een discriminatievrije omgeving te waarborgen.
De onderwijsinstelling regelt stages op scholen. Studenten met een hoofddoek, gezichtssluier of andere uiting van godsdienst worden door sommige van de stagescholen als stagiair(e) geweigerd. De onderwijsinstelling houdt te zeer rekening met de wensen van de betreffende stagescholen. Zij heeft daarom in strijd gehandeld met de Algemene wet gelijke behandeling en dan met name de positieve verplichting studenten te beschermen tegen discriminatie door stagescholen.
Het is de eerste keer dat de CGB oordeelt over de verantwoordelijkheden van onderwijsinstituten ter bestrijding van discriminatie bij stages.

De onderwijsinstelling werkt mee aan het instandhouden van een mogelijk discriminatoire situatie als zij slechts een gesprek met de leiding van een stageschool voert zonder daar verdere gevolgen aan toe te kennen. Deze gedraging komt niet overeen met de (zorg)plichten van een onderwijsinstelling. Zo had zij een formele klacht bij het schoolbestuur van de stageschool kunnen indienen, dan wel een oordeel kunnen vragen van de CGB of een landelijke klachtinstantie in het onderwijs.
Door anders te handelen is bovendien het aanbod van stagescholen voor de desbetreffende studenten beperkter dan voor de overige studenten.

Verder kan, gelet op het relatief hoge aantal leerlingen met een moslimachtergrond (40%), van de onderwijsinstelling verwacht worden dat zij een gericht pro-actief beleid voert en adequaat optreedt bij ongerechtvaardigde ongelijke behandeling jegens haar studenten door een stageschool. Pro-actief beleid kan worden ingevuld door bijvoorbeeld het verstrekken van duidelijkheid over (on)toelaatbaarheid van het stellen van toelatingseisen op grond van godsdienst(uitingen) door stagescholen, bijvoorbeeld via een Handboek Stage. In het verlengde hiervan is het van belang dat studenten die menen vanwege hun godsdienst of uitingen daarvan problemen te ervaren bij het vinden van een stageschool zich gesteund weten door hun opleidingsinstituut.
Deze uitspraak laat onverlet de verantwoordelijkheid van de werkgever bij het aannemen van stagiaires zich te onthouden van onderscheid op grond van godsdienst, Hierover heeft de CGB al vaker uitspraak gedaan (zie het meest recente oordeel CGB 29 maart 2005, oordeel 2005-53).

Uit een onderzoek dat dit voorjaar is verricht in opdracht van het Ministerie van SZW (Etnische minderheden op de arbeidsmarkt) is gebleken dat allochtone scholieren moeite hebben met het vinden van een stageplaats. Het is een hardnekkig fenomeen in Nederland. Het past in het kader van het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (zie de kabinetsnota, Kamerstukken 2004-2005, 30.054, nr. 1) deze vorm van discriminatie tegen te gaan.

De Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) heeft tot doel het bieden van bescherming tegen onderscheid in de verschillende stadia in een mensenleven en het tegengaan van vooroordelen.
De CGB is in 1994 bij wet ingesteld om de gelijkebehandelingswetgeving te handhaven. Als burgers of instellingen een probleem op het gebied van gelijke behandeling voorleggen, velt de CGB daarover een objectief oordeel. Daarnaast geeft de CGB gevraagd en ongevraagd adviezen aan vakboden, werkgeversorganisaties en overheden.

bron:CGB

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular