De Europese Commissie heeft twaalf lidstaten een definitieve schriftelijke aanmaning - de laatste stap và³à³r een dagvaarding voor het Europees Hof van Justitie - gestuurd wegens het niet omzetten in nationale wetgeving van een EU-richtlijn inzake de beoordeling van de milieueffecten van een hele reeks plannen en programma's.

Het gaat daarbij bijvoorbeeld om plannen inzake landgebruik, wegenaanleg of afvalbeheer. De nationale wetgevingen hadden moeten zijn vastgesteld op 21 juli 2004. De betrokken lidstaten zijn Oostenrijk, België, Cyprus, Griekenland, Spanje, Finland (alleen met betrekking tot de provincie àƒÆ’?land), Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal en Slowakije. De EU-richtlijn in kwestie -bekend als de Strategische Milieubeoordelingsrichtlijn - heeft tot doel te garanderen dat de nationale beleidsmakers de milieueffecten onderzoeken van plannen en programma's voordat ze die goedkeuren. Zij draagt daardoor bij tot een beter beheer van schaarse natuurlijke hulpbronnen en verkleint de mogelijkheid van milieuschade. De maatregelen maken deel uit van een reeks inbreukprocedures op milieugebied tegen verscheidene lidstaten, die de Commissie nu aankondigt.

Milieucommissaris Stavros Dimas: "De SMB-richtlijn is een belangrijke stap in de richting van duurzame ontwikkeling in de EU en geeft het publiek meer zeggenschap in besluiten die van invloed zijn op het milieu. Dat 12 lidstaten hun nationale wetgeving nog niet hebben afgerond is dan ook beneden de maat."

Strategische milieubeoordeling (SMB)

De SMB-richtlijn[1], die in 2001 is vastgesteld, is een aanvulling op de EU-Milieueffectbeoordelingsrichtlijn[2] van 1985. Terwijl de vroegere richtlijn betrekking heeft op de beoordeling van de milieueffecten van projecten, wordt met de recentere richtlijn beoogd dat ook meer strategische besluiten inzake plannen en programma's vooraf worden beoordeeld. De richtlijn slaat op landgebruik en op sectorale plannen en programma's, bijvoorbeeld met betrekking tot vervoer. Zij bepaalt dat de effecten op de natuurlijke en gebouwde omgeving worden onderzocht en dat het publiek moet worden geraadpleegd alvorens de besluiten worden genomen. De nationale wetgeving ter uitvoering van de richtlijn diende in juli 2004 te zijn vastgesteld (zie IP/04/975 ).

Gerechtelijke procedure

Artikel 226 van het Verdrag verleent de Commissie bevoegdheden om gerechtelijke stappen te ondernemen tegen een lidstaat die zijn verplichtingen niet is nagekomen.

Als de Commissie van oordeel is dat er sprake kan zijn van een inbreuk op EU-wetgeving die de inleiding van een inbreukprocedure rechtvaardigt, stuurt zij een eerste "schriftelijke aanmaning" aan de betrokken lidstaat met het verzoek om tegen een bepaalde datum - meestal binnen twee maanden - opmerkingen in te dienen.

In het licht van het antwoord van de betrokken lidstaat of het ontbreken daarvan, kan de Commissie besluiten een "met redenen omkleed advies" (tweede schriftelijke aanmaning) tot de lidstaat te richten. Daarin wordt duidelijk en definitief uiteengezet waarom zij van mening is dat er een inbreuk op de EU-wetgeving is geweest en wordt de lidstaat verzocht om binnen een bepaalde periode, meestal twee maanden, zijn verplichtingen na te komen.

Als de lidstaat geen gevolg geeft aan het met redenen omklede advies, kan de Commissie besluiten de zaak voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie.

Vervolgprocedure

Artikel 228 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid om op te treden tegen een lidstaat die geen gevolg heeft gegeven aan een eerder arrest van het Europees Hof van Justitie, opnieuw door middel van een eerste schriftelijke aanmaning en daarna een tweede en definitieve schriftelijke aanmaning ("met redenen omkleed advies"). Dit artikel voorziet vervolgens in de mogelijkheid voor de Commissie, het Hof te verzoeken de lidstaat een dwangsom op te leggen.

bron:EU

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular