De Raad van State heeft gisteren de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 april 2004 over de weigering van een verzoek om stukken van de toenmalige BVD openbaar te maken, bevestigd.

Het betrof een verzoek naar aanleiding van de presentatie van het jaarverslag 2001 van de toenmalige BVD (nu AIVD). De BVD meldde in dat jaarverslag dat vast stond dat de twee jongens die in dat jaar in Kasjmir door veiligheidstroepen om het leven waren gebracht, in Nederland waren gerekruteerd en geestelijk voorbereid op deelname aan de 'jihad'.
 
De ouders zijn het met deze beschuldigingen niet eens en vinden deze zeer schadelijk voor de goede naam en reputatie van zowel hun zonen als henzelf.
Na een afwijzing door de minister vanwege het belang van de nationale veiligheid, heeft de rechtbank in Den Haag het beroep daartegen ongegrond verklaard.

De Raad van State is het eens met de overweging van de rechtbank dat, voorzover de afwijzing van het verzoek om inzage beschouwd zou kunnen worden als een inmenging in het recht op privacy of het familie- en gezinsleven (artikel 8 EVRM), deze is toegestaan vanwege het belang van de nationale veiligheid.

Ook heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het standpunt van de minister dat het hier gaat om een actueel onderwerp in zin van artikel 53 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, waarover geen nadere informatie kan worden verstrekt, juist is. Het overlijden van de twee jongens doet daaraan niet af, omdat eventueel over hen aanwezige informatie voor de AIVD van belang kan zijn in verband met lopend onderzoek naar internationaal terrorisme.

bron:RvS

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular