In de periode 1994/'95-2004/'05 is het percentage basisschoolleerlingen binnen het primair onderwijs vrijwel onveranderd. Het totaal aantal leerlingen in het primair onderwijs is in deze periode toegenomen met 100 duizend tot ruim 1,6 miljoen. Het aandeel leerlingen in het speciaal basisonderwijs daalde in dezelfde periode van 3,7 procent naar 3,1 procent van de leerlingen.

Deze ontwikkeling ligt in de lijn van het rijksoverheidsbeleid dat erop gericht is om kinderen met leer- en opvoedingsproblemen zoveel mogelijk op te laten gaan in het reguliere basisonderwijs. Het aandeel leerlingen op de expertisecentra daarentegen is gestegen van 1,5 naar 2,1 procent. Dit is een relatieve stijging van 40 procent.

Meer jongens in speciaal onderwijs
De verhouding tussen jongens en meisjes in het basisonderwijs is praktisch 1 op 1. In het speciaal onderwijs is het aantal jongens twee maal zo groot als het aantal meisjes. Dit geldt zowel voor het speciaal basisonderwijs als voor de expertisecentra.
De verdeling van leerlingen over de verschillende onderwijssoorten van de expertisecentra is de afgelopen tien jaar in beperkte mate verschoven: er is een toename van het percentage kinderen met spraakmoeilijkheden, het percentage zeer moeilijk lerende kinderen en het aandeel langdurig zieken. Onder meer het aandeel lichamelijk (inclusief meervoudig) gehandicapte kinderen, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en het percentage dove en slechthorende kinderen is afgenomen.

Provinciale verschillen
De scholen voor speciaal basisonderwijs en de expertisecentra zijn in alle provincies gevestigd. Toch verschilt het percentage leerlingen uit het primair onderwijs dat speciaal basisonderwijs of onderwijs aan expertisecentra  volgt per provincie. Voor het aandeel speciaal basisonderwijs zijn de verschillen kleiner dan die voor het percentage leerlingen op de expertisecentra. In Flevoland volgt 3,5 procent speciaal basisonderwijs, tegen iets meer dan 2,5 procent in Zeeland, Utrecht, Drenthe en Groningen. Van de leerlingen die in Groningen primair onderwijs volgen, doet 3,1 procent dat aan een expertisecentrum. In Drenthe en Flevoland is dat slechts 1,0 en 0,9 procent. In deze provincies worden niet alle onderwijssoorten op de expertisecentra aangeboden. Ook de keuze voor het dichtstbijzijnde expertisecentrum is een reden om uit te wijken naar aangrenzende provincies.

bron:CBS

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular