De rechtbank Amsterdam heeft vandaag het beroep van Taïda Pasic tegen het besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie ongegrond verklaard. Het ging om het besluit, waarbij de Minister geweigerd heeft Pasic een vergunning te geven voor het afronden van haar VWO-opleiding. Gevolg van de uitspraak is dat Taïda Pasic, die dit jaar eindexamen doet, niet langer rechtmatig verblijf heeft in Nederland en kan worden uitgezet. Tegen de uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van State.

In zijn uitspraak oordeelde vreemdelingenrechter O. Korte dat de Minister niet in strijd met het recht heeft gehandeld door geen gebruik te maken van de hardheidsclausule voor vrijstelling van het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Dit betekent dat Pasic niet gelijk naar Nederland mocht komen om een aanvraag voor een vergunning in te dienen, maar in haar land van herkomst de vergunning had moeten aanvragen en daar had moeten wachten op een beslissing. Verder oordeelde de rechter dat minister Verdonk door haar uitspraken in het openbaar de schijn van partijdige behandeling van de zaak had gewekt. Ook het optreden van de vreemdelingendienst in Winterswijk riep vragen op omtrent de zorgvuldigheid. Toch vond de rechter dat de IND de zaak uiteindelijk voldoende onpartijdig en zorgvuldig had behandeld. Dat bleek volgens de rechter uit het gesprek dat Pasic heeft gehad met de hoorcommissie en uit de motivering van het besluit.

Bij haar beslissing mocht de minister volgens de rechter er mee rekening houden dat Pasic een Frans visum had gebruikt om in Nederland examens af te leggen en dat dit visum was verkregen op basis van onjuiste mededelingen. Ook mocht de minister bij de beslissing betrekken dat er negatieve adviezen waren over vergunningverlening en dat Pasic desondanks zonder mvv naar Nederland was gekomen. De situatie in het land van herkomst, Servië, Montenegro en Kosovo, was volgens de rechter niet zo dat de minister niet het mvv-vereiste niet mocht stellen.De zaak heeft door de ruime media-aandacht een bijzonder karakter gekregen; de uitspraak ook. Daarin is een uitgebreide beschrijving van de feiten opgenomen. Ook heeft de rechter een toelichting in de uitspraak opgenomen voor niet-ingewijden. Dat is ongebruikelijk.

In die toelichting schrijft mr. Korte dat de uitspraak er niet over gaat of Pasic in Nederland examen mag doen of een vergunning daarvoor moet krijgen. De uitspraak verbiedt de minister ook niet Pasic toe te staan examen te doen of haar een vergunning te geven. De uitspraak stelt alleen vast dat de minister mocht eisen dat Pasic de vergunning aanvroeg in het land van herkomst en daar op de beslissing zou wachten, en dat de minister daarom de vergunning die in Nederland was aangevraagd mocht weigeren.

Verder wordt in de toelichting uitgelegd, dat het niet aan de rechter is om te bepalen of de minister de hardheidsclausule moet toepassen. De bestuursrechter moet toetsen of de minister zorgvuldig, goed gemotiveerd en binnen haar wettelijke grenzen heeft gehandeld. Dat is in dit geval zo. Wat de minister binnen die grenzen doet is, en blijft ook na de uitspraak, een politieke zaak. Daar gaat de rechter niet over. Aan het slot van deze toelichting merkt mr. Korte op het er in deze zaak niet om gaat of mevrouw Pasic of minister Verdonk gelijk heeft: ‘Een uitspraak van de rechter in deze zaak is geen oordeel over personen of over bewindspersonen, maar over de rechtmatigheid van een besluit van de overheid.’

Bron: Rechtbank Amsterdam

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular