Het inkomensniveau in de steden is sinds 1995 gestegen. Daarmee lijken de steden hun achterstand op dit gebied ten opzichte van hun randgemeenten in te lopen. Deze inkomensgroei concentreert zich echter in de buurten in of nabij de stadscentra. Dat zijn de voornaamste conclusies van de studie 'Inkomensspreiding in en om de stad', die het Ruimtelijk Planbureau vandaag uitbrengt.

Inkomensgroepen zijn op alle niveaus ongelijk gespreid over Nederland. In het noorden verdienen huishoudens minder dan in de Randstad, in de stad is het aandeel lage inkomens hoger dan in de directe omgeving, en binnen de stad bestaan grote inkomensverschillen tussen 'gegoede wijken' en 'achterstandswijken'. Ruimtelijke inkomensverschillen zijn tot op zekere hoogte het gevolg van de woonvoorkeuren van mensen. Alhoewel er vaak een negatief beeld geschetst wordt van een verpauperende stad en er angst bestaat voor de vorming van getto's, lijken mensen zich aangetrokken te voelen tot homogene woonblokken, straten of buurten.

Hoewel het inkomensniveau van de stad toenam ten opzichte van haar ommeland, lag het besteedbaar inkomen van huishoudens in de stad in 2000 nog steeds ruim 16% lager dan in de omgeving van de stad; in 1995 was dit 18%. Uitgedrukt in koopkracht zijn de verschillen kleiner, ongeveer 6%, tegenover 7,5% in 1995.
In Rotterdam, waar de discussie over spreiding van lage inkomens zich toespitst, blijken de inkomens zonder spreidingsbeleid in de periode 1995-2000 met bijna 2% te zijn toegenomen ten opzichte van de omliggende gemeentes. Hoewel deze trend voor vrijwel alle grote steden in Nederland opgaat, vallen sommige steden op door hun afwijkende ontwikkeling. Zo heeft Amsterdam niet alleen een oververtegenwoordiging van lage, maar ook van hoge inkomens en kent de stad in zijn geheel de hoogste inkomensgroei: ruim 4% ten opzichte van het landelijk gemiddelde.
Waardoor de groei van het inkomensniveau in de stad wordt verklaard, is in deze studie niet nader onderzocht. Mogelijke verklaringen zijn dat groepen met lage inkomens de stad verlaten, dat de middeninkomens als gevolg van een gespannen woningmarkt langer in een goedkope huurwoning blijven, of dat de lagere inkomens een verbetering van hun inkomenspositie hebben bewerkstelligd.

Binnen de stad kennen vooral de buurten in de directe omgeving van de stadscentra een grote inkomensgroei, terwijl de inkomensgroei in de buitenwijken juist stagneert. Hierdoor wonen in de lage-inkomenswijken in de nabijheid van het centrum steeds meer inkomensgroepen door elkaar, terwijl in de buitenwijken de inkomensopbouw eenzijdiger wordt. Een aparte categorie vormen de nieuwbouwwijken aan de rand van de stad; het inkomen ligt hier 15% hoger dan in de rest van de stad.

De RPB-studie analyseert de inkomensontwikkeling tussen 1995 en 2000, een periode van economische hoogconjunctuur. Gegevens over de inkomensontwikkeling in de periode daarna, die nu nog niet beschikbaar zijn, moeten uitwijzen of de afname van de verschillen tussen stad en ommeland een bestendige trendbreuk is geweest.

bron:RPB

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular