De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan in de strafzaken tegen de verdachte M. (destijds voorzitter van de raad van commissarissen van Content Beheer NV) en de verdachte K (destijds statutair directeur van Content Beheer NV) die ervan verdacht worden in 1999 feitelijke leiding te hebben gegeven aan het handelen in effecten met voorwetenschap door Content Beheer NV toen besprekingen aangaande een fusie van Creyf's en Content Beheer NV aan de gang waren. De vrijspraak die aan beide heren was verleend door het Hof in Amsterdam werd door de Hoge Raad vernietigd.

De rechtbank Amsterdam heeft beide verdachten op 11 juli 2001 veroordeeld tot een geldboete van fl. 20.000 vanwege het feitelijke leidinggeven aan het (doen) kopen van aandelen in het fonds Content met voorwetenschap.  Op 5 maart 2004 heeft de Economische Kamer van het hof Amsterdam de beide verdachten vrijgesproken van het met voorwetenschap uitgeven van personeelsopties op aandelen en de verdachte K tevens vrijgesproken van het aanvaarden van personeelsopties op aandelen. Het hof heeft de beide verdachten echter veroordeeld wegens het feitelijke leidinggeven aan het (doen) kopen van aandelen Content Beheer N.V. met voorwetenschap (art. 46 (oud) Wet toezicht effectenverkeer 1995), en wel tot een voorwaardelijke geldboete van € 10.000,-.
Het cassatieberoep bij de Hoge Raad:
Zowel het openbaar ministerie als de verdachten hebben cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraken van het hof. Het openbaar ministerie komt op tegen de door het hof gegeven vrijspraken. Mr. D.R. Doorenbos, advocaat in Amsterdam (namens de verdachte M) en mr. R.A.A. Duk, advocaat in Den Haag (namens de verdachte K) hebben geklaagd over het oordeel van het hof dat de inkoop van eigen aandelen door Content Beheer N.V. ter dekking van personeelsopties niet noodzakelijk is geweest om te voldoen aan een verplichting tot levering van aandelen. Voorts richten de klachten zich tegen de verwerping van het beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling. Op 11 oktober 2005 heeft advocaat-generaal J. Wortel in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd de uitspraken te vernietigen.
Uitspraak van de Hoge Raad
In zijn uitspraak van 4 april 2006 heeft de Hoge Raad de uitspraken van het hof vernietigd ten aanzien van de gegeven vrijspraken. De Hoge Raad heeft overwogen dat het verbod om, beschikkende over voorwetenschap, te handelen in effecten, uitzondering lijdt indien opties of rechten op aandelen worden toegekend in het kader van een zogenaamde personeelsregeling. De Hoge Raad heeft daarbij geoordeeld dat aan een personeelsregeling waarbij aan bestuurders opties worden toegekend, strenge eisen dienen te worden gesteld. Tot die eisen behoort dat in het kader van een personeelsregeling aan die bestuurders geen keuzevrijheid mag toekomen ten aanzien van het accepteren van opties. De Hoge Raad heeft overwogen dat het hof op dit punt in zijn uitspraak onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang en heeft de uitspraak van het hof ten aanzien van de gegeven vrijspraken vernietigd. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachten verworpen.
De Hoge Raad heeft de zaken ter verdere berechting teruggewezen naar de Economische Kamer van het hof Amsterdam.
Gevolgen van deze uitspraak
De veroordeling van de beide verdachten wegens het feitelijke leidinggeven aan het (doen) inkopen van eigen aandelen met voorwetenschap is definitief geworden. Het hof Amsterdam zal de zaken ten aanzien van het met voorkennis uitgeven van personeelsopties in aandelen en het aanvaarden van die opties door K opnieuw moeten behandelen en beslissen.
Bron: Hoge Raad der Nederlanden

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular