De voorzieningenrechter van de sector
bestuursrecht van de rechtbank Amsterdam heeft vrijdag uitspraak
gedaan in de verzoeken om voorlopige voorziening (kort geding) van
een achttal exploitanten in de horeca- en prostitutiebranche. De
verzoeken waren gericht tegen de besluiten van de burgemeester en
een tweetal stadsdelen waarbij de exploitanten was opgelegd om de
exploitatie van hun inrichtingen zonder vergunning uiterlijk op 28
december 2006 te beëindigen. Tegen die besluiten hebben
verzoekers een bezwaarprocedure gestart bij de gemeente.

De burgemeester had die besluiten uit
eigen beweging opgeschort tot na de uitspraak van de
voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft ter zitting de
vraag aan de orde gesteld of met de effectuering kon worden gewacht
tot na het nemen van de besluiten op de bezwaarschriften. Deze
besluiten worden volgens de burgemeester niet voor mei
verwacht.

De voorzieningenrechter heeft overwogen
dat het in het merendeel van de gevallen gaat om al langer
bestaande inrichtingen, in een al veel langer bestaande situatie,
terwijl verder geldt dat het besluitvormingstraject in deze zaken
de nodige tijd in beslag heeft genomen.

Het gaat volgens de voorzieningenrechter
om complexe besluiten waartegen vele juridische en principiële
argumenten zijn aangevoerd, die zich bij uitstek lenen voor
behandeling in een bodemprocedure. Ten slotte raken de bestreden
besluiten een veelheid van inrichtingen en individuen. Aannemelijk
is dat de uitvoering daarvan een substantiële maatschappelijke
impact in de stad zal hebben.

Om deze redenen heeft de
voorzieningenrechter bepaald dat de inrichtingen open mogen blijven
tot vier weken nadat de burgemeester en de stadsdelen hebben
beslist op de ingediende bezwaarschriften.

bron:Rechtbank Amsterdam

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular