Werknemers en gepensioneerden krijgen meer
zekerheid over de (toekomstige) uitbetaling van hun pensioen.
Daarvoor worden er eisen gesteld aan de omvang van het eigen
vermogen van de pensioenfondsen. Ook krijgen pensioendeelnemers een
wettelijk recht op goede voorlichting over hun pensioen. Verder
mogen bedrijfspensioenregelingen geen toetredingsleeftijd hanteren
van hoger dan 21 jaar (nu bouwen in een aantal
bedrijfspensioenregelingen werknemers pas vanaf hun 25ste jaar
pensioen op). Dit is de kern van de nieuwe Pensioenwet die is
aangenomen door de Eerste Kamer. De nieuwe wet zal de huidige
Pensioen- en spaarfondsenwet vervangen en gaat in per 1 januari
2007.
Om de uitbetaling van pensioenen aan
deelnemers veilig te stellen, stelt het wetsvoorstel eisen aan de
omvang van het eigen vermogen van de pensioenfondsen. Het kabinet
heeft met werknemers- en werkgeversorganisaties en De Nederlandsche
Bank afgesproken dat een deelnemer gemiddeld slechts
éénmaal in de periode van zijn pensioenopbouw
(zo’n veertig jaar) kan meemaken dat de reserves van het
pensioenfonds lager zijn dan het vereiste minimum.
In de nieuwe Pensioenwet is de
medezeggenschap van deelnemers aan pensioenregelingen wettelijk
vastgelegd. Dit houdt in dat bedrijfstakpensioenfondsen worden
verplicht een deelnemersraad in te stellen.
Ondernemingspensioenfondsen kunnen kiezen tussen vertegenwoordiging
in het bestuur door gepensioneerden of een deelnemersraad.
Verder scherpt de nieuwe Pensioenwet de
eisen voor de voorlichting aan. Pensioenfondsen en verzekeraars
moeten hun deelnemers en gepensioneerden duidelijk voorlichten over
hun opgebouwde aanspraken en over de aanpassing van hun pensioenen
aan de inflatie. Dit moet minstens één keer per jaar
gebeuren; na schriftelijke toestemming van de deelnemer kan dit per
e-mail. Werknemers die niet langer pensioen opbouwen in een fonds
(slapers), moeten eens in de vijf jaar informatie krijgen over
opgebouwde aanspraken. Voorlichting over vrijwillige aanvullende
pensioenregelingen moet voldoen aan de eisen die ook gelden voor
voorlichting over (andere) complexe financiële producten,
zodat werknemers de regelingen onderling kunnen vergelijken. Ook de
voorlichting over al dan niet aanpassen van de pensioenen aan de
inflatie (indexatie) wordt aangescherpt. Als pensioenfondsen
pensioenen niet indexeren of hier voorwaarden aan verbinden, moeten
zij hun deelnemers en gepensioneerden daarover helder informeren.
Als er onduidelijkheid is over het indexatiebeleid van een
pensioenfonds, gaat de toezichthouder ervan uit dat de pensioenen
onvoorwaardelijk worden geïndexeerd. Dan moeten
pensioenfondsen ook voldoende vermogen hebben om aan de
indexatieverplichting te voldoen. Daarnaast komt er vanaf 2008 een
zogeheten indexatielabel dat de deelnemer meer helderheid geeft
over de verwachte indexatie. Hoe dat label er uit zal komen te
zien, wordt komend jaar duidelijk.
De Nederlandsche Bank en de Autoriteit
Financiële Markten houden toezicht op de naleving van de wet.
De Autoriteit ziet toe op de naleving van de voorschriften over
voorlichting. De Nederlandsche Bank controleert de financiële
aspecten en alle overige bepalingen.
Het wetsvoorstel bepaalt verder dat
bedrijfspensioenregelingen geen toetredingsleeftijd mogen hanteren
van hoger dan 21 jaar. Zo wordt de discriminatie van jongere
werknemers ten opzichte van oudere werknemers tegengaan. Bovendien
is het wenselijk dat het aantal mensen zonder aanvullende
pensioenopbouw verder afneemt.
Blijkt na evaluatie over het jaar 2006,
die medio 2007 zal plaatsvinden, dat het aantal werknemers zonder
aanvullende pensioenopbouw niet aanzienlijk is gedaald, dan zal een
volgend kabinet bezien of, en zo ja welke wettelijke maatregelen
nodig zijn om ervoor te zorgen dat meer werknemers aanvullend
pensioen opbouwen.
bron:SZW