Het wetsvoorstel ´Maatregelen grootstedelijke problematiek', ook wel de ´Rotterdamwet' genoemd, leidt tot directe en indirecte discriminatie op grond van ras. Een belangrijk onderdeel van de wet is het weigeren van laagopgeleiden en mensen met een uitkering in stadsdelen die met maatschappelijke problemen te maken hebben. Aldus het Landelijke bureau Bestrijding Rassendiscriminatie(LBR) in een brief aan de regering.

Omdat het vooral allochtonen zijn die door de maatregelen worden getroffen, is het voorstel in strijd met nationale en internationale wetgeving. Volgens het Landelijk bureau Bestrijding Rassendiscriminatie(LBR), dat een reactie op het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, kunnen andere maatregelen genomen worden die geen discriminatie tot gevolg hebben.

Het wetsvoorstel, dat is opgesteld naar aanleiding van discussies over grote maatschappelijke problemen in Rotterdam, kent twee nieuwe instrumenten. Aan de ene kant wordt het voor bedrijven aantrekkelijker gemaakt om zich in achterstandswijken te vestigen. Om het investeringsklimaat voor achterstandswijken te verbeteren krijgen gemeenten de bevoegdheid om tijdelijk in daartoe aangewezen wijken de onroerend-zaaksbelasting voor kleine ondernemingen te verminderen of kwijt te schelden. Om vast te stellen welke wijken voor deze matregel in aanmerking komen, wordt onder andere meegewogen hoeveel allochtonen in die wijk wonen.

Aan de andere kant mogen gemeenten een vestigingsbeleid voeren dat zich richt op het aantrekken van kansrijke bewoners en op een afname van het aantal kansarme bewoners. Om dit te bereiken kunnen gemeenten eisen aan woningzoekenden stellen. Deze eisen zijn onder meer het hebben van inkomen uit werk of bedrijf, VUT, AOW of pensioen of het ontvangen van studiefinanciering. Wie een uitkering heeft, kan in de bedoelde wijken dus geen woning huren.
Verder maakt de Rotterdamwet het voor een gemeente mogelijk om daadkrachtiger op te treden tegen overlast vanuit bijvoorbeeld drugspanden, om panden te sluiten en om eigenaars aan te schrijven over het woningonderhoud.

Volgens het LBR is het wetsvoorstel op een aantal onderdelen juridisch en praktisch niet houdbaar. Onder degenen die getroffen worden door de maatregelen bevinden zich naar verhouding veel mensen van allochtone afkomst. Dit betekent dat zij meer dan autochtone Nederlanders niet voor woonruimte in die wijken in aanmerking komen. Het is verder zeer twijfelachtig of deze groepen voldoende woonruimte in andere wijken kunnen vinden. Om die reden is er sprake van discriminatie.
Het voorstel houdt geen rekening met nationale en internationale bepalingen die deze vorm van discriminatie verbieden.

Het Nederlandse recht verbiedt het maken van onderscheid bij het aanbieden van goederen of diensten, waaronder huisvesting. Dat houdt in dat de overheid aan particuliere verhuurders en aan woningcorporaties, geen verplichting mag opleggen die strijd met het gelijkheidsbeginsel oplevert. Ook in gevallen waarin de gemeente zelf eigenaar en verhuurder is, druist de maatregel in tegen het discriminatieverbod.

Verschillende internationale verdragen verbieden discriminatie op de woningmarkt: het Internationaal verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (IVUR), het Europees Sociaal Handvest (ESH). Het verbod op discriminatie vloeit ook voort uit bepalingen uit het EG-recht, zoals de Richtlijn 2003/109/EG, betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen en de EG-richtlijn ras of etnische afstamming, 2000/43/EG.

Het LBR is voor een stevige aanpak van de huisvestingproblematiek in grotere gemeenten. Daarbij moet wel voorkomen worden dat de maatregelen discriminerend uitwerken. Het wetsvoorstel in de huidige vorm leidt tot ongerechtvaardigd onderscheid. Ook zonder een gedwongen spreidingsbeleid kunnen gemeenten maatregelen nemen die zorgen voor een beter leefklimaat in achterstandswijken. Hierbij kan gedacht worden aan het verbeteren van de woonkwaliteit in achterstandswijken door renovatie aan bestaande woningen, nieuwe woningbouw voor hogere inkomens en de aanpak van overlast en criminaliteit, zoals nu al gebeurt door de Rotterdamse inzet van interventieteams.

Het LBR concludeert dan ook dat het wetsvoorstel maatregelen grootstedelijke problematiek juridisch onhoudbaar is en dat aan de invoering van de wet eveneens grote praktische bezwaren kleven.

bron:LBR

Bekijk ook deze populaire persberichten

Trending

Popular