Zonder minimaal mbo-2 of havo/vwo
('startkwalificatie')hebben mensen een veel grotere kans op
werkloosheid. Onder de circa 270.000 werklozen ouder dan 23 jaar
zonder startkwalificatie zijn veel (jonge) allochtonen en
(herintredende) vrouwen, die beiden op de arbeidsmarkt extra
kwetsbaar zijn. De afgelopen jaren hebben de ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs te weinig gedaan om
scholing aan deze groep te regisseren. De betrokken organisaties in
de regio's (gemeenten, UWV, CWI's, ROC's) zouden meer
structureel kunnen samenwerken. Wetten en regels werken elkaar soms
tegen, voorzieningen zijn te weinig bekend en worden te weinig
gebruikt. Dit schrijft de Algemene Rekenkamer in het vandaag
verschenen rapport Werklozen zonder startkwalificatie.
In het re-integratiebeleid van de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staat 'werk boven uitkering'
centraal. Een startkwalificatie is volgens de overheid een minimale
voorwaarde voor een duurzame baan, voor voldoende inkomen en voor
een
volwaardige plek in de samenleving. De
'Lissabondoelstelling' van de EU is dat voor 2010 minimaal 80%
van de beroepsbevolking (werkenden én werklozen) van 25 tot
65 jaar minimaal een startkwalificatie heeft. Nu heeft 77% een
startkwalificatie. Uit dit onderzoek blijkt dat 41% van de
werklozen boven 23 jaar geen startkwalificatie heeft. Van de
werkenden heeft 25% geen startkwalificatie.
Wet- en regelgeving werken tegen
Gemeenten en UWV zijn verantwoordelijk
voor de uitvoering van het re-integratiebeleid. De inzet van
re-integratiemiddelen wordt vaak gericht op de korte termijn omdat
het zo snel mogelijk uit de uitkering komen centraal staat 'werk
boven uitkering' terwijl scholing een investering is op de langere
termijn. Het reguliere onderwijs kan nauwelijks maatwerk bieden
vanwege de (wettelijke) bekostiging en omdat het onderwijs niet
modulair is opgezet. ROC's stellen zich daardoor niet flexibel
genoeg op: leerlingen kunnen niet op verschillende momenten in het
jaar instromen en ze krijgen geen mogelijkheid om sneller of minder
onderwijs te volgen voor een diploma. Verder koopt UWV
re-integratietrajecten in voor WW-uitkeringsgerechtigden. UWV
werkt
daarbij op basis van 'no cure no pay'.
Gevolg hiervan is dat re-integratiebedrijven zich vooral richten op
kansrijke werklozen, waarbij de kans op positief resultaat het
grootst is. De groep werklozen zonder startkwalificatie behoort
niet tot deze groep.
Te weinig samenwerking
UWV, de Centra voor werk en inkomen,
gemeenten en opleidingsinstituten werken nog steeds onvoldoende
samen. Ze krijgen bovendien vaak te maken met tijdelijke
subsidiemaatregelen, en opeenvolgende beleidswijzigingen vanuit Den
Haag. Deze werken remmend op nieuwe initiatieven. In de regio's
zijn wel succesvolle projecten, maar die blijven veelal onbekend.
Tussen de verschillende partijen bestaat soms zelfs concurrentie in
plaats van samenwerking en de samenwerking wordt niet
gecoördineerd. Hierdoor krijgen veel werklozen zonder
startkwalificatie nauwelijks een scholingsaanbod. De ministeries
zouden de samenwerking beter kunnen faciliteren en stimuleren en
een visie moeten ontwikkelen die hun departementen overstijgt. De
Algemene Rekenkamer beveelt aan dat 'makelaars' binnen de
organisaties zorgen voor regionale samenwerking.
Enkele aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer
Aanbevolen wordt ook dat gemeenten en UWV
hun inspanningen beter afstemmen op hun klanten, bijvoorbeeld door
aan te sluiten bij culturele kenmerken van werklozen, en
taalcursussen te combineren met leer-werktrajecten. Ook kunnen
gemeenten meer investeren, en moeten ROC's zich
arbeidsmarktgerichter opstellen - en de minister(s) moet(en) ze
hierop aanspreken.
bron:Algemene Rekenkamer