Het College van Beroep voor het
bedrijfsleven (CBb) heeft vandaag uitspraak gedaan op de beroepen
van Koninklijke KPN N.V. en KPN Telecom B.V. (KPN), Pretium Telecom
B.V. (Pretium), Tele2 Netherlands B.V. (Tele2) en de leden van de
Associatie van Competitieve Telecomoperators (ACT) tegen het
besluit van 21 december 2005 van de Onafhankelijke Post en
Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) over de wholesalemarkt voor
toegang tot het vaste openbare telefoonnetwerk.
Het CBb heeft de grief van KPN over de
afbakening van de wholesalemarkt voor laagcapacitaire vaste
telefoonaansluitingen - dat zijn aansluitingen waarover hoogstens
twee telefoongesprekken tegelijk kunnen worden gevoerd - en de
grieven van KPN over OPTA's analyse van de situatie op deze markt
verworpen. De conclusie van OPTA dat KPN op deze markt beschikt
over aanmerkelijke marktmacht (hierna: AMM, zie voor een nadere
toelichting onder achtergronden) is daarmee in stand gebleven.
Hetzelfde geldt voor de belangrijkste verplichtingen die OPTA bij
het bestreden besluit aan KPN heeft opgelegd, waaronder met name de
verplichting om vaste telefoonaansluitingen op verzoek van
concurrenten aan hen te verhuren, zodat deze concurrenten de
desbetreffende aansluitingen zelf aan consumenten kunnen
aanbieden.
Enkele grieven van KPN zijn naar het
oordeel van het CBb terecht voorgedragen. Het CBb heeft het beroep
van KPN daarom gegrond verklaard en - uitsluitend - de betreffende
onderdelen van het bestreden besluit vernietigd. Het betreft onder
meer de verplichting tot openbaarmaking van de financiële
rapportages die KPN in het kader van de verplichting tot het voeren
van een gescheiden boekhouding aan OPTA moet verstrekken en de
bepalingen die inhouden dat OPTA KPN instructies kan geven over de
toepassing van een aantal algemene regels met betrekking tot
financiële verantwoording uit annexen van het bestreden
besluit.
Het CBb heeft de beroepen van ACT, Pretium
en Tele2 ongegrond verklaard. Deze partijen hadden aangevoerd dat
OPTA KPN in een aantal opzichten meer of verdergaande
verplichtingen had moeten opleggen.
Achtergronden
Op grond van de Kaderrichtlijn (Richtlijn
2002/21/EG) en hoofdstuk 6A van de Telecommunicatiewet moet OPTA
markten in de telecommunicatiesector aanwijzen en onderzoeken. Als
blijkt dat een onderneming op een markt beschikt over aanmerkelijke
marktmacht (AMM), wat wil zeggen dat deze onderneming zich op de
betreffende markt in belangrijke mate onafhankelijk van haar
concurrenten, afnemers en consumenten kan gedragen, kan OPTA deze
onderneming verplichtingen opleggen om mededingingsproblemen te
voorkomen.
In bovengenoemd besluit van 21 december
2005 stelt OPTA zich op het standpunt dat KPN beschikt over AMM op
de wholesalemarkt voor laagcapacitaire aansluitingen en heeft OPTA
KPN op deze markt verplichtingen opgelegd. Een van deze
verplichtingen is - als gezegd - dat KPN vaste
telefoonaansluitingen op verzoek van een concurrent aan deze
concurrent moet verhuren, zodat deze concurrent de aansluiting zelf
aan de consument kan leveren. (Deze verplichting neemt uiteraard
niet weg dat consumenten zelf mogen bepalen of zij een vaste
telefoonaansluiting afnemen en, zo ja, bij wie.)
Eerder dit jaar heeft KPN de
voorzieningenrechter van het CBb verzocht het besluit van OPTA te
schorsen. Dit verzoek is op 10 februari 2006 afgewezen (LJN
AV1487).
Bron: College van Beroep voor het
bedrijfsleven